(proto)woordjes:
aangaang (banaan)
mama
ka
kaka
kijk
bopa (bonpapa)
papa
dat (aanwijzend)
tisdat? (wat is dat?)
dada (weggaan)
tutte (fopspeen)
koek (koek of boterham)
mawa (wawa, het kinderprogramma)
oenga (bumba)
kng--soort van keelklank (kiekeboe)
ng --keelklank (boem-gevallen)
bah (vuil)
neen
ja
jas
'na (Jona)
'ma (oma)
mèk (melk)
eus (neus)
dieren:
beu (koe)
bèh (schaap)
kwakkwak + handje op en dicht doen(eendje)
kwaaaaa kwaaaa (kikker)
wawwaw (poes)
grrrr (beer of dinosaurus)
waaaaa (leeuw)
hmmmm met hand omhoog (olifant)
bzzzz met vingertje zwaaien (bij)
klakken met tong (paard)
met vingers prikken (een egel)
sssss (slang)
lange nek maken (giraf)
knorren (varken)
twee handen op mekaar en dan open en dicht klappen (krokodil)
twee vuistjes tegen mekaar slaan (specht)
gebaren:
handje tegen het oor (slapen)
blazen en handje zwaaien (het is warm)
snuiven (een bloem)
op het hoofd tikken (een pet of hoed)
handjes open en dicht doen (licht of lamp)
twee handjes over mekaar wrijven (alles op / ik heb genoeg / het is gedaan)
met vingertje tegen open handpalm tikken (ik wil nog)
vingertje in de mond (drinken)
vinger in de mond en schudden met andere hand (fruitsap)
hand naar de mond (eten)
neus aantikken (clown)